Er is een griep epidemie. Maar dan, op z’n Nederlands, in één woord: griepepidemie, een eigen entiteit. Eigenentiteit. Omdat het elk jaar terug komt, omdat er speciale huisartsen zijn die precies bijhouden hoeveel van hun patiënten echt de griep hebben (maar die dan geen huisartsen meer zijn, maar Peilstations), omdat ze haar eigen website heeft. Ik lees op Google dat epidemie een vrouwelijk woord is, maar ik weet niet of de griep dat ook is. Ik denk het wel. De zes letters van Google zijn blauw, met witte ijspegeltjes. Een seizoensuitgave.
Voor sommigen is deze epidemie fataal, zij komt en neemt. Neemt te veel, want dat heet dan weer oversterfte. Over sterfte, over nummertjes. Maar voor de meesten (volgens de overheid is dat iedereen onder de 75), is ze niet fataal, maar acuut: koorts, hoofdpijn, spierpijn, dat uitgestelde telefoontje naar de baas, de hernieuwde intimitiet met de wc, de bank, de tv, de donkerste uren van de nacht, het klepperen van de brievenbus als de krantenbezorger is geweest terwijl je uit slaperige wanhoop een nieuwe foetus houding zoekt. De deurbel gaat. De jonge aantrekkelijke bezorger kijkt niet eens op van mijn verschijning, midden op een werkdag met mijn pyjama binnenste buiten aan, maar drukt mij de grote envelop in mijn hand. Ik zal wel niet de eerste zijn die zo de deur opendoet. Buiten schijnt de zon en even voel ik de koude winter wind op mijn rode wangen. Zij voelt als een waterbad die mijn misselijkheid wegwast, mijn gedachtes aan andere steden, een ziekenhuis, een infuus met luchtbellen even verzacht. Zij herinnert mij om mijn pen weer op te pakken.
0 Comments
|
Archives |